J.W.M. Muris
Maastricht University
Network
Latest external collaboration on country level. Dive into details by clicking on the dots.
Publication
Featured researches published by J.W.M. Muris.
European Respiratory Journal | 2005
H.J.A.M. Schonberger; E. Dompeling; J.A. Knottnerus; Tanja Maas; J.W.M. Muris; C. van Weel; C.P. van Schayck
As asthma is the most common chronic disease in childhood, much attention is directed towards primary prevention. Here, the clinical effectiveness of a multifaceted educational prevention was studied. A total of 476 high-risk children were recruited during the prenatal period by general practitioners and randomised to either: 1) a control group, receiving usual care; or 2) an intervention group in which families received instruction from nurses on how to reduce exposure of newborns to mite, pet and food allergens, and passive smoking. A total of 443 infants were followed-up for 2 yrs. At 2 yrs of age, the intervention group (n = 222) had less asthma-like symptoms, including wheezing, shortness of breath and night-time cough, than the control group (n = 221). No significant differences in total and specific immunoglobulin E were found between the groups. During the first 2 yrs of life, the incidence of asthma-like symptoms was similar in both groups; however, subanalysis revealed a significant reduction in the female, but not in the male, intervention group. In conclusion, the intervention used in this study was not effective in reducing asthma-like symptoms in high-risk children during the first 2 yrs of life, although it was modestly effective at 2 yrs. Follow-up is necessary to confirm whether the intervention can actually prevent the development of asthma.
Clinical & Experimental Allergy | 2006
Sandra Kuiper; J.W.M. Muris; E. Dompeling; C.P. van Schayck; H.J.A.M. Schonberger; Geertjan Wesseling; J. André Knottnerus
It is generally thought that infants with a first‐degree familial predisposition of asthma are at higher risk of developing asthma than infants without predisposition.
Clinical & Experimental Allergy | 2006
L. van den Bemt; M.P. de Vries; L. van Knapen; Margreet Jansen; M. Goossens; J.W.M. Muris; C.P. van Schayck
Background Exposure to a high level of house dust mite allergens (HDMAs) is considered as a risk factor for HDM sensitization and development of asthma in genetically disposed people. Mattresses are one of the most important sources of HDMA in peoples living environment.
Journal of Asthma | 2007
L. van den Bemt; M.P. de Vries; S.G.M. Cloosterman; Bart Thoonen; J.W.M. Muris; M. Goossens; Geertjan Wesseling; C.P. van Schayck
The aim of this study was to evaluate the effect of house dust mite impermeable covers on asthma-specific health-related quality of life in adult asthmatic patients that were trained in guided self-management. In a 2-year randomized placebo-controlled clinical trial, information on the quality of life was collected. The improvement of Mini Asthma Quality of Life Questionnaire (AQLQ) score in the allergens-avoidance group (0.26) was comparable to the improvement in the placebo group (0.30) and not significant. HDM-impermeable covers for pillows, duvets, and mattresses did not result in improved health-related quality of life.
Huisarts En Wetenschap | 2003
Rm Hopstaken; P Nelemans; Ee Stobberingh; J.W.M. Muris; Pelm Rinkens; Gj Dinant
SamenvattingHopstaken RM, Nelemans P, Stobberingh EE, Muris JWM, Rinkens PELM, Dinant GJ. Behandeling van acute lage-luchtweginfecties in de huisartsenpraktijk. Een dubbelblind, gerandomiseerd onderzoek met amoxicilline versus roxitromycine. Huisarts Wet 2003;46(2):73-9.Doelstelling Het beoordelen van de werkzaamheid van roxitromycine versus amoxicilline.Methode In een dubbelblind gerandomiseerd onderzoek is de werkzaamheid van driemaal daags oraal 500 mg amoxicilline vergeleken met die van eenmaal daags oraal 300 mg roxitromycine gedurende 10 dagen. Honderdzesennegentig volwassenen bij wie de huisarts een lage-luchtweginfectie (LLWI) constateerde, en die naar het oordeel van de arts met een antibioticum dienden te worden behandeld, werden geïncludeerd.Uitkomstmaten De klinische genezing werd na 10 (primaire uitkomstmaat) en 28 dagen gemeten, waarbij de respons als volgt werd gedefinieerd: afname van LLWI-klachten; volledig ontbreken van LLWI-klachten; afname van afwijkende bevindingen bij lichamelijk onderzoek en volledig ontbreken van afwijkende bevindingen bij lichamelijk onderzoek. De eindconclusie van de huisarts (genezing ja/nee), bacteriologische genezing, het bijwerkingenprofiel en de therapietrouw werden bepaald. Daarnaast werd de tijd vastgesteld tot de klachten verminderden en verdwenen en de tijd tot hervatting van dagelijkse bezigheden, die geheel of gedeeltelijk achterwege waren gebleven op de dagen 1 tot en met 10, 21 en 27.Resultaten De klinische genezingspercentages na voltooiing van de antibioticumkuur (10 dagen) waren voor de 2 groepen niet significant verschillend. Na 28 dagen bleek in de roxitromycinegroep aan de hand van afname van klachten het genezingspercentage niet te zijn toegenomen. Dit significante verschil veranderde echter niets aan de eindconclusie van de huisartsen na afronding van de follow-up: 90% van de patiënten was, ongeacht de leeftijd, effectief behandeld met ofwel amoxicilline ofwel roxitromycine.Conclusies De toegevoegde waarde van roxitromycine werd niet bevestigd. Amoxicilline blijft een betrouwbaar antibioticum van eerste keus bij de behandeling van LLWI in de huisartsenpraktijk.
Journal of Asthma | 2018
J. M. J. E. Meuwissen; J. Heynens; T. Dauven; L. Crasborn; F. W. J. M. Smeenk; T. van der Weijden; J.W.M. Muris
ABSTRACT Objectives: Under-diagnosis and suboptimal asthma control in children persists. An innovative care pathway was developed by a hospital department of pediatrics with the aim to detect pulmonary problems in children and provide appropriate treatment possibilities through systematic feedback towards the referring primary care physician. Primary care physicians can use this pathway to refer children with asthma-like symptoms for a one-day assessment. Goals are to measure the usage of the pathway by primary care general practitioners (GPs), the outcomes in terms of new diagnoses of asthma, the reduction in regular referrals, generated recommendations/therapy and the adequacy of asthma follow-up. Methods: We collected all feedback letters sent to the GP concerning children who underwent the Pulmocheck in 2010, 2011 and 2012. Furthermore, all GPs, who had referred a child to the Pulmocheck in this period and that subsequently was diagnosed with asthma and was further managed in primary care, were sent a follow-up questionnaire in 2014. Results: There were 121 referrals from 51 GPs in 3 years to this pathway. In 59.5% of these referrals a new diagnosis of asthma was established. In 90.9% one or more changes in clinical management were advised. The response rate to the follow-up questionnaires was 65.7% of which 4.8% of the children with new established asthma were reviewed four times or more in the follow-up period, 17.4% two times, 65.2% once, and in 8.7% were not followed. Conclusions: The specialty pediatric asthma care pathway revealed a high number of children with newly diagnosed asthma, but was also helpful to exclude this diagnosis. However, the referral rate of GPs to this pathway was low, but in the children, that were referred several changes in the clinical management were advised and the frequency of monitoring of the children with diagnosed asthma was not in accordance with the asthma guidelines.
Huisarts En Wetenschap | 2008
M.P. de Vries; L. van den Bemt; Karin Aretz; B.P.A. Thoonen; J.W.M. Muris; A. D. M. Kester; S.G.M. Cloosterman; C.P. van Schayck
SamenvattingDe Vries MP, Van den Bemt L, Aretz K, Thoonen BPA, Muris JWM, Kester A, Cloosterman S, Van Schayck CP. Helpen huisstofmijtwerende hoezen? Huisarts Wet 2008;51(1):12-7.Achtergrond De effectiviteit van huisstofmijt (HSM) werende hoezen is nog steeds onderwerp van discussie.Doel Onderzoeken of de combinatie van HSM-werende hoezen en zelfbehandeling, gebaseerd op piekstroomwaarden en symptomen, leidt tot gebruik van minder inhalatiecorticosteroïden (ICS) in vergelijking met zelfbehandeling alleen.Opzet Prospectief, gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek.Methoden We includeerden astmapatiënten van zestien tot zestig jaar, die een een allergie hadden voor HSM, en ICS gebruikten. We legden ze uit hoe ze het zelfbehandelplan moesten gebruiken op basis van piekstroomwaarden en symptomen. Na een oefenperiode van drie maanden startte de interventieperiode van twee jaar met HSM-ondoorlaatbare of placebo hoezen. De primaire uitkomstmaat was gebruik van ICS, daarnaast keken we ook naar piekstroomparameters, astmacontrole en symptomen.Resultaten Er begonnen 126 patiënten aan de interventieperiode met de hoezen. Na een en twee jaar was er een significant verschil in blootstelling aan allergenen tussen de groep met HSM-werende hoezen en de placebogroep (p < 0,001). We vonden geen significant verschil tussen de groepen in gebruik van ICS (p = 0,08), ochtend piekstroomwaarde (p = 0,52), piekstroomvariabiliteit (p = 0,36), dyspnoe (p = 0,46), piepen (p = 0,77) en hoesten (p = 0,41). Er was ook geen verschil in astmacontrole tussen de interventie- en controlegroep.Conclusie HSM-werende hoezen in combinatie met zelfbehandeling leiden niet tot minder gebruik van ICS dan zelfbehandeling alleen.
Bijblijven | 2007
J.W.M. Muris; C. P. van Schayck
SamenvattingAstma komt veel voor en kan, mits men het gestructureerd aanpakt, voor het overgrote deel in de huisartsenpraktijk worden gediagnostiseerd, behandeld en vervolgd. In dit hoofdstuk staat een praktisch stappenplan voor zowel diagnostiek als therapie. Achtereenvolgens worden behandeld: het vóórkomen van astma in de huisartsenpraktijk, praktische handvatten voor de diagnostiek en een stappenplan voor de therapie dat gebaseerd is op de mate waarin de aandoening onder controle is.
Huisarts En Wetenschap | 2005
Hjam Schönberger; E. Dompeling; J.A. Knottnerus; Tanja Maas; J.W.M. Muris; C. van Weel; C.P. van Schayck
SamenvattingSchönberger HJAM, Dompeling E, Knottnerus JA, Muris JWM, Van Weel C, Van Schayck CP. Het klinisch effect van een voorlichtingsprogramma om astma bij kinderen te voorkomen. Het Prevask-onderzoek. Huisarts Wet 2005;48(11):542-7.Achtergrond Aangezien astma de meest voorkomende chronische aandoening is bij kinderen, krijgt primaire preventie van astma veel aandacht. Wij onderzochten de klinische effectiviteit van een niet-medicamenteus preventieprogramma van astma bij kinderen. Methode Huisartsen en verloskundigen rekruteerden aanstaande moeders van babys met een hoog risico op astma door het vóórkomen van astma in het gezin. Zij werden door het lot toegewezen aan een controlegroep die gebruikelijke zorg ontving of aan een interventiegroep die het preventieprogramma kreeg. Verpleegsters instrueerden de ouders op welke wijze zij de blootstelling van hun pasgeborene aan allergenen van de huisstofmijt, huisdieren, voedselallergenen en passief roken het beste konden vermijden. Resultaten Van de 476 kinderen hebben wij 443 kinderen gedurende 2 jaar gevolgd. Aan het einde van het tweede levensjaar had de interventiegroep (n=222) minder astmatische symptomen – piepen en nachtelijk hoesten – dan de controlegroep (n=221) (OR 0,73; 95%-BI 0,56-0,96), kortademigheid (OR 0,76; 95%-BI 0,61-0,96) en nachtelijk hoesten (OR 0,72; 95%-BI 0,55-0,95). Het totale en specifieke IgE was niet verschillend tussen de groepen. De incidentie van astmatische symptomen in de eerst twee levensjaren was gelijk in beide groepen, maar bleek in subgroepanalyse significant verminderd in de meisjesinterventiegroep, maar niet in de jongensinterventiegroep. Conclusie Het preventieprogramma verminderde astmatische klachten in de eerste twee jaar niet, maar wel enigszins aan het einde van het tweede jaar. Follow-up is noodzakelijk om te bevestigen of met het preventieprogramma de ontwikkeling van astma kan worden voorkomen.
BMJ Quality & Safety | 1999
Ivo Smeele; R.P.T.M. Grol; C.P. van Schayck; W.J.H.M. van den Bosch; H.J.M. van den Hoogen; J.W.M. Muris