Jan Jaspers

Work disability after whiplash: a prospective cohort study

Study Design. Prospective cohort study. Objective. To investigate the consequences of neck pain after motor vehicle accidents in terms of disability for work and the relationship this has with symptom and work-related factors. Summary of Background Data. Previous studies on work disability related to whiplash are very heterogeneous, are often limited in sample size and show a wide variability in terms of results. A relationship has been suggested between poor recovery from or persistent work disability after whiplash and female gender, older age, marital status, heavy manual work, self-employment, prior psychological problems, subjective complaints of poor concentration, pain catastrophizing, and kinesiophobia. Methods. Individuals with neck complaints after involvement in traffic accidents, who initiated compensation claim procedures with a Dutch insurance company (n = 879), were sent questionnaires (Q1) concerning the accident, the injuries that they had sustained, their complaints at that time, and questions regarding work and disability. The course of complaints and work disability was monitored at 6 (Q2) and 12 months (Q3) after the accident. Results. A total of 58.8% of the population with neck complaints studied was work-disabled after the accident. Age and impaired concentration complaints after 1 month were found to be related to work disability at 1 year, independent of physical complaints and work characteristics. Conclusion. Age and concentration complaints were important independent predictors of long-lasting work disability, whereas no evidence emerged to indicate that the degree of manual labor (blue or white collar work) or educational level was involved in persistent work disability in postwhiplash syndrome. The current results suggest that work disability could benefit most from interventions related to recovery from cognitive complaints and less from physically related interventions.

Psychological assessment of patients with Meniere's disease

The objective of this study was to evaluate daily stressors, coping, personality, physical and mental health, and quality of life in Menière patients. 110 consecutive patients with definite Menières disease were assessed using the Dutch Daily Hassles List, Coping Inventory for Stressful Situations (CISS), Symptoms Checklist 90 (SCL-90), NEO Five Factor Inventory (NEO-FFI), General Health Questionnaire (GHQ-12), and the Short Form Health Survey 36 (SF-36). Duration and subjective severity of symptoms were scored using a self-report questionnaire. It was shown that Menière patients had more daily stressors, used certain coping strategies less often, and had more psychopathology (e.g. anxiety and depression), and a worse quality of life compared to healthy reference groups. No abnormalities in personality were found. Patients with more severe symptoms had more psychopathology and a worse quality of life than patients with mild symptoms. The psychological profile of Menière patients seems comparable to patients with other chronic diseases. The outcomes should be used to intensify psychological support in patients with this disabling disease. Sumario El objetivo de este estudio fue evaluar los factores de estrés cotidiano, la capacidad de manejo de problemas, personalidad, salud física y mental, y calidad de vida en pacientes con Menière. Se evaluaron 110 pacientes con enfermedad de Menière confirmada utilizando la Lista Holandesa de Problemas Diarios, el Inventario de Manejo de Situaciones Tensinógenas (CISS), el Listado 90 de Síntomas (SCL-90), el Inventario NEO de Cinco Factores (NEO-FFI), el Cuestionario General de Salud (GHQ-12) y la Encuesta de Salud de Fórmula Corta 36 (SF-36). Se anotó la duración y la severidad relativa de los síntomas usando un cuestionario de auto-reporte. Se mostró que los pacientes con Menière tenían más factores cotidianos de estrés, utilizaban menos a menudo ciertas estrategias para enfrentar dificultades, y tenían más psico-patología (p.e., ansiedad y depresión) y una peor calidad de vida que los grupos saludables de referencia. No se encontraron anormalidades de personalidad. Los pacientes con síntomas más severos tenían más psico-patología y peor calidad de vida que los pacientes con síntomas leves. El perfil psicológico de los pacientes con Menière parece comparable el de pacientes con otras enfermedades crónicas. Los resultados pueden utilizarse para intensificar el apoyo psicológico a los pacientes con esta enfermedad tan discapacitante.

The influence of coping styles and perceived control on emotional distress in persons at risk for a hereditary heart disease.

This prospective study investigates the influence of two coping styles (monitoring and blunting) and perceived control (health locus of control and mastery) on emotional distress in persons at risk of a hereditary cardiac disease. Emotional distress in people at risk for a hereditary cardiac disease does not differ from the normal population, neither before nor after disclosure of the DNA‐or clinical test results. Less monitoring reflects less emotional distress before the results of the DNA‐test or clinical investigations are known, while a stronger feeling of mastery reflects less emotional distress both before and after the results of the tests are known. These results indicate that the negative effect of monitoring is temporary. Mastery is a more powerful predictor than health locus of control in this situation.

Constructvalidering van de NVM-profielinterpretatie: fundering of drijfzand?

In deze reactie op het hiervoor afgedrukte artikel van Eurelings-Bontekoe, Snellen, Verschuur en Bosch over de constructvalidering van de NVM-profielinterpretatie worden kanttekeningen geplaatst bij de theoretische uitgangspunten van de psychodynamische persoonlijkheidsdiagnostiek. Er is bijvoorbeeld nauwelijks onderzoek gedaan naar de indeling van de persoonlijkheidsorganisatie volgens Kernberg. De procedure bij de profielinterpretatie van de NVM wordt van kritisch commentaar voorzien: de herformulering van de betekenis van de NVM-dimensies, de interpretatie van de ruwe scores van de NVM en de ongefundeerde interpretatie van combinaties van de NVM-dimensies zijn onverantwoorde stappen in de procedure. Toepassing van de NVM-profielinterpretatie in de klinische praktijk, zowel in de persoonlijkheidsdiagnostiek als bij de indicatiestelling voor psychotherapie, dient dan ook te worden afgeraden.

Coping and its effect on psychological distress of parents of pediatric cancer patients: a longitudinal prospective study

This prospective 5‐year longitudinal study examined the use of coping styles of fathers and mothers of pediatric cancer patients over time and the prospective effects of coping on distress.

Doelmatigheid van langdurige psychotherapie.

SamenvattingIn februari van dit jaar bracht een commissie van de Gezondheidsraad een advies uit aan de minister van VWS over de doelmatigheid van langdurige psychotherapie. De tekst van dit advies, een 72 paginas tellend rapport, is te vinden op de website van de Gezondheidsraad (www.gr.nl). Vanwege het belang van dit advies voor de toekomst van de psychotherapie in Nederland wordt in deze bijdrage een samenvatting gegeven van de hoofdpunten van dit advies en worden er enige vragen bij gesteld die mogelijk aanleiding zijn tot een verdere discussie in deze rubriek.

Psychotherapeutische diagnostiek: over de toegevoegde waarde van testdiagnostiek

SamenvattingVan der Heijden, Derksen en Egger (2008) pleiten in hun bijdrage voor een integratie tussen diagnostiek en behandeling. Zij zien psychologisch testonderzoek als een methode om objectieve informatie te verzamelen die een unieke en waardevolle bijdrage kan leveren aan het inzicht in de cliënt en diens mogelijkheden en daarmee rechtstreeks aan het therapeutisch proces.

Over normen en waarden, lange tenen en argumenten die hout snijden

SamenvattingZoals in het meinummer van dit tijdschrift te zien was, is er een uitgebreide discussie gevoerd over de NVM-profielinterpretatie. Mijn kritische commentaar op het artikel van Eurelings-Bontekoe, Snellen, Verschuur en Bosch (2005) en de dupliek hierop van Eurelings-Bontekoe en Snellen (2005a) leidden tot uiteenlopende reacties. Hoewel veel van de tegenwerpingen die door verschillende auteurs aan mijn adres waren gericht in die discussie afdoende zijn besproken en weerlegd, wil ik graag nog enkele opmerkingen maken bij de verschillende reacties.

Behandeling van functionele klachten in de medische setting van de kinderkliniek

In dit artikel worden algemene richtlijnen gegeven voor de gedragstherapeutische behandeling van functionele klachten bij kinderen. Tevens wordt aandacht geschonken aan de wijze waarop een gedragstherapeutische aanpak in de medische setting van een algemeen ziekenhuis kan worden toegepast. Werken met een multidisciplinair behandelingsteam en werken met ouders die vasthouden aan een somatische verklaring voor de functionele klachten van hun kind, zijn enkele van de specifieke problemen die worden beschreven. Ter illustratie van deze problemen wordt een gevalsbeschrijving gegeven.SummaryIn this article general directives for the behavioural treatment of children with conversion reactions are given. Attention is paid to the implementation of a behavioural approach in the medical setting of a general hospital. Working with a team, in whic<

Psycho–educatie voor mensen met hyperventilatieklachten

>h different professions have to co-operate, and working with parents, who maintain a somatic explanation for the conversion reactions of their child, are some of the speci}c problems described. A case is presented to illustrate these problems.