Network


Latest external collaboration on country level. Dive into details by clicking on the dots.

Hotspot


Dive into the research topics where Martijn Rutten is active.

Publication


Featured researches published by Martijn Rutten.


BMC Family Practice | 2017

Patient and care characteristics of self-referrals treated by the general practitioner cooperative at emergency-care-access-points in the Netherlands

Martijn Rutten; Fieke Vrielink; Marleen Smits; Paul Giesen

BackgroundIn the Netherlands, out-of-hours primary care is provided in general practitioner-cooperatives (GPCs). These are increasingly located on site and in collaboration with emergency departments of hospitals (ED). At such sites, also called emergency-care-access-points (ECAP), the GPC is generally responsible for the triage and treatment of self-referrals who used to attend the ED. To evaluate the effects and safety of this novel organisation, we studied the characteristics and the quality of care given by GPCs to self-referrals at ECAPs.MethodsRetrospective analysis (August 2011–January 2012) of 783 records of self-referred patients at three Dutch GPCs in an ECAP. This was supplemented with a retrospective analysis of patient records during a follow-up period of three-months to asses safety.ResultsPatient-characteristics: 59% was male, 46% aged between 16–45 years and 59% trauma-related. Most cases (95%) were triaged low-urgent. None received the highest urgency-category. Quality: The triage outcome was correct in 79%, underestimated in 12% and overestimated in 9%. After GP consultation 20% were referred to the ED, mostly for radio-diagnostics. Of the referrals to secondary care, 98% were according to common medical practice. Thirty percent had a follow-up contact, mostly with their own general practitioner, seldom with the ED. Complications, all non-severe, were registered in 3.2%; 0.4% were possibly preventable.ConclusionsSelf-referred patients at an ECAP are mostly trauma related, low-urgent and male patients. The majority could be treated by the GPC without subsequent referral to the ED. Care given at the GPC is reasonably efficient and safe. Triage and treatment of self-referrals by the GPC at ECAPs might offer opportunities for other countries facing problems with inappropriate emergency department visits.


Huisarts En Wetenschap | 2018

ABCDE, wat kun je ermee?

Alja Sluiter; Martijn Rutten

SamenvattingDe ABCDE-systematiek is een methode om bij de opvang van acuut zieke patiënten vitale stoornissen of bedreigingen systematisch na te lopen, snel te herkennen en waar nodig te behandelen, de meest bedreigende het eerst. De systematiek, die sinds enige jaren ook door huisartsen wordt toegepast, brengt structuur aan in acute situaties, zorgt voor uniformiteit in de spoedzorgketen en vergroot ook de zelfverzekerdheid in het handelen. De effecten van de ABCDE-systematiek op de door de huisarts geboden zorg en uitkomsten dienen nader te worden onderzocht.


Huisarts En Wetenschap | 2013

Zelfmelders op de huisartsenpost

Martijn Rutten; Fieke Vrielink; Paul Giesen

SamenvattingRutten M, Vrielink F, Giesen P. Zelfmelders op de huisartsenpost. Huisarts Wet 2013;56(11):558-62.AchtergrondHuisartsenposten (HAP) vestigen zich steeds vaker in de nabijheid van een afdeling Spoedeisende Hulp (SEH). De HAP wordt dan verantwoordelijk voor de zogeheten ‘zelfmelders’, die voorheen op eigen initiatief naar de SEH gingen (en daar ‘zelfverwijzers’ genoemd worden). Wij onderzochten de kenmerken van deze zelfmelders, de geleverde zorg op de HAP en de follow-up.MethodeRetrospectief dossieronderzoek van 783 zelfmelders van drie huisartsenposten (Zutphen, Nijmegen en Deventer) met follw-uponderzoek in de huisartsenpraktijk.ResultatenVan de zelfmelders was 59% man, was 46% tussen 16-45 jaar en had 59% een traumagerelateerde klacht. Het overgrote deel (95%) van de klachten was laagurgent (U3-U4), geen enkele klacht had het hoogste urgentieniveau (U1). De triage op de HAP was in 79% van de gevallen correct, in 12% was de urgentie te laag ingeschat, in 9% te hoog. Een kwart van de zelfmelders werd verwezen naar de SEH, waarvan 98% terecht. Van de meldingen werd 3,2% gevolgd door een (niet-ernstige) complicatie, waarvan 0,4% mogelijk vermijdbaar.ConclusieZelfmelders zijn vooral jonge mannen met laagurgente, traumagerelateerde klachten. De zorg door de HAP is relatief doelmatig en veilig, al is er nog verbetering mogelijk op het vlak van (fysieke) triage, registratie en specifieke richtlijnontwikkeling.AbstractRutten M, Vrielink F, Giesen P. Self-referral patients and out-of-hours services. Huisarts Wet 2013;56(11)558-62.IntroductionIn the Netherlands, GP out-of-hours services are increasingly often located in the vicinity of accident and emergency (A&E) departments. In this setting, out-of-hours services are responsible for the triage and initial treatment of patients who previously went straight to the A&E department. The characteristics of these so-called self-referral patients, the treatment provided by out-of-hours services, and follow-up were investigated.MethodRetrospective analysis of 783 records of self-referrals to three out-of-hours services in the east of the Netherlands (Nijmegen, Deventer, and Zutphen).Results Of the self-referral patients, 59% were men, 46% were aged 16–45 years, and 59% had trauma-related symptoms. Most symptoms (95%) were considered of low urgency (U3–U4), according to the Dutch GP Triage Guideline (NHG); none were considered of high urgency (U1). Out-of-hours triage was correct in 79% of the cases, with urgency being underestimated in 12% of cases and overestimated in 9%. In total, 24% of the self-referral patients were referred to an A&E department, an appropriate decision in 98% of the cases. Overall, 3.2% of the self-referral patients had a subsequent non-severe complication, which was potentially avoidable in 0.4% instances.ConclusionsSelf-referral patients are typically young men with low urgency, trauma-related symptoms. The care provided by out-of-hours services is reasonably appropriate and safe, although triage and registration could be improved and specific guidelines developed.


Huisarts En Wetenschap | 2018

Wat kunnen we leren van calamiteiten op de huisartsenpost

Martijn Rutten; Jojanneke Kant; Paul Giesen

SamenvattingInleiding Een calamiteit kan een enorme impact hebben op patiënten, nabestaanden en zorgverleners. Wanneer zorgverleners meer inzicht hebben in het (risico)profiel van een patiënt en de omstandigheden waarin een calamiteit plaatsvindt, zullen ze een naderende calamiteit beter kunnen herkennen. Een landelijke analyse van calamiteiten op huisartsenposten ontbreekt en daarom zijn de kenmerken van de bij calamiteiten betrokken patiënten op huisartsenposten en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden onderzocht.Methode Een crosssectioneel retrospectief dossieronderzoek gedaan naar alle calamiteiten die huisartsenposten in 2012 bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) hebben gemeld. Drie huisarts-beoordelaars hebben patiëntkenmerken, zorgkenmerken, betrokken zorgverleners en de onderliggende basisoorzaken geanalyseerd.Resultaten Binnen de algemene huisartsenpostpopulatie vonden calamiteiten relatief vaker plaats bij mannen, bij patiënten tussen de 45 en 74 jaar, gedurende de nachtelijke uren en bij mensen die vaker dan één keer contact met een HAP hadden opgenomen of die eerder reeds contact hadden gehad met de eigen huisarts. Bij ruim 20% van de calamiteiten had de patiënt eerst contact met de eigen huisarts gehad. Hart- en vaatziekten hadden een aanzienlijk aandeel in de einddiagnoses. Bij twee derde van de calamiteiten waren er tussen de vier en zeven hulpverleners betrokken. Bij 70% was het medisch-inhoudelijke handelen van de professionals de oorzaak, waarbij diagnosestelling (39%) en triage (23%) de belangrijkste factoren waren. De meest geformuleerde verbetermaatregelen waren coaching, scholing, casuïstiekbesprekingen en het aanpassen/opstellen van richtlijnen.Conclusie Risicofactoren voor een calamiteit zijn meerdere contacten met de huisartsenpost, betrokkenheid van meerdere hulpverleners, nachtelijke contacten, en eerder contact met de eigen huisarts. Onderliggende oorzaken zijn vooral het medisch-diagnostisch handelen van de huisarts en in mindere mate triage en samenwerking. Inzicht in de meest voorkomende risicomomenten in de processen op de huisartsenpost kan de risico’s mogelijk verlagen.


Huisarts En Wetenschap | 2018

Toegang tot röntgendiagnostiek op de huisartsenpost

Martijn Rutten; Paul Giesen

SamenvattingInleiding Bij letsels van het bewegingsapparaat kan een röntgenfoto een fractuur helpen uitsluiten. Overdag kunnen huisartsen die foto aanvragen en hoeven ze alleen bij afwijkingen naar de SEH te verwijzen. Op de huisartsenpost kan dit doorgaans niet en worden alle patiënten verwezen, wat leidt tot onnodige diagnostiek en drukte op de SEH. Wij vergeleken huisartsenposten die toegang hadden tot röntgenonderzoek hadden met posten die dat niet hadden.Methode Prospectief observationeel dossieronderzoek onder patiënten verwezen voor conventionele röntgendiagnostiek in de periode april 2014 tot en met oktober 2015. Zes huisartsenposten participeerden: twee zonder, drie met beperkte en één met volledige toegang tot röntgendiagnostiek.Resultaten We includeerden 657 patiënten: 232 (35%) op twee huisartsenposten zonder toegang tot röntgendiagnostiek, 307 (47%) op posten met beperkte toegang en 118 (18%) op een post met volledige toegang. De gemiddelde leeftijd was 31 jaar, 56% was vrouw en 91% had letsel aan een extremiteit; 85% had een medische indicatie voor het röntgenonderzoek en bij 66% schatte de aanvrager de kans op een fractuur hoog in. Bij 51% van de patiënten die verwezen waren door een huisartsenpost zonder radiodiagnostiek werd uiteindelijk een radiologische afwijking aangetroffen, bij posten met radiodiagnostiek was dit 35% en was het aantal verwijzingen naar de SEH 60% lager.Conclusie Toegang tot röntgendiagnostiek op de huisartsenpost heeft een duidelijke meerwaarde. De dienstdoend artsen gebruiken de mogelijkheid adequaat en kunnen hun poortwachterfunctie beter vervullen. Dat zorgt voor minder verwijzingen naar de SEH en in samenhang daarmee waarschijnlijk voor minder kosten en kortere wachttijden.


Family Practice | 2018

Effects of access to radiology in out-of-hours primary care in the Netherlands: a prospective observational study.

Martijn Rutten; Marleen Smits; Yvonne Peters; Willem J. J. Assendelft; Gert P. Westert; Paul Giesen

Background In the Netherlands, out-of-hours primary care is provided in general-practitioner-cooperatives (GPCs). These are increasingly located on site with emergency departments (ED), forming Emergency-Care-Access-Points (ECAP). A more efficient and economical organization of out-of-hours primary emergency care could be realized by increased collaboration at an ECAP. In this study, we compared the effects of different models with respect to access to (hospital) radiology by the GPC. We investigated patient and care characteristics, indication for diagnostics and outcomes at GPCs with and without access to radiology. Methods A prospective observational record review study of patients referred for conventional radiology for trauma by one of five GPCs in the period April 2014-October 2015, covering three organizational models. Results The mean age was 31 years and 56% was female. Extremities were predominately involved (91%). There was a medical indication for radiology in 85% and the assessed risk by requesting GPs on abnormalities was high in 66%. There was a significant difference in outcomes between models. Radiological abnormalities (fractures/luxations) were present in 51% without direct access and in 35% with partial and unlimited access. Overall, 61% of the included patients were referred to the ED; 100% in the models without access and 38% in the models with (partial) access. Conclusions GPC access to radiology is beneficial for patients and professionals. The diagnostics were adequately used. With access to radiology, unnecessary referrals and specialist care are prevented. This may lead to a decrease in ED attendance and overcrowding.


Huisarts En Wetenschap | 2018

Spoedzorg in de huisartsenpraktijk.

Josan van der Maas; Martijn Rutten; Marleen Smits; Kees van Boven; Paul Giesen

SamenvattingInleiding Huisartsen zijn verantwoordelijk voor de spoedzorg, op de huisartsenpost (HAP) maar ook in hun eigen praktijk. Hoeveel spoedzorgcontacten ze hebben in de dagpraktijk is echter niet bekend. We onderzochten de frequentie van die spoedzorgcontacten en om welke patiënten en zorgverlening het ging. Ook gingen we na hoeveel patienten zich tijdens kantooruren op de Spoedeisende Hulp (SEH) melden buiten hun huisarts om.Methode Retrospectief transversaal onderzoek waarin we in zeven huisartsenpraktijken verspreid over Nederland alle patiëntcontacten analyseerden die in week 42 van 2016 geregistreerd werden. Bij de contacten die naar voren kwamen als spoedcontacten beoordeelden we de kenmerken van de patiënt en de verleende zorg. Daarnaast analyseerden we alle SEH-brieven die de praktijken tijdens de onderzoeksweek hadden ontvangen.Resultaten Van de 2520 patiëntcontacten waren er 108 (4,3%) urgent. Van de 108 spoedcontacten was 74% een praktijkconsult en 23% een visite. Respiratoire klachten kwamen het meest voor (29%). Bij 23% van de contacten werd aanvullend onderzoek verricht, bij 48% werd medicatie voorgeschreven; slechts eenmaal (1%) was spoedmedicatie noodzakelijk. In 18% werd de patiënt verwezen naar het ziekenhuis. Dertien patiënten bezochten de SEH op eigen initiatief of na een 112-melding, drie van hen kwamen daar per ambulance, bij twee was er geen noodzaak voor specialistische zorg.Conclusie Spoedcontacten vormen slechts 4 à 5% van alle contacten in de huisartsenpraktijk, maar met 2,9 miljoen spoedcontacten per jaar hebben de huisartsenpraktijken een zeer groot aandeel in de spoedzorg in Nederland. Het aantal zelfverwijzers naar de SEH is tijdens kantooruren verhoudingsgewijs gering. Abstract Van der Maas J, Rutten M, Smits M, Van Boven K, Giesen P. Emergency care in general practice. Huisarts Wet 2018;61(2):36-43. DOI:10.1007/s12445--018-0003-9.Background General practitioners are responsible for providing emergency care, be it at an out-of-hours service or in their own practice; however, it is not known how many practice visits are for emergency care. We investigated the frequency of emergency care visits, for which patients, and the care provided. We also investigated the number of patients who went to an accident and emergency (A&E) department, without GP referral, during office hours.Method In this retrospective, transverse study, we analysed all patient contacts in seven general practices spread throughout the Netherlands in week 42 in 2016. The type of patient and care provided were assessed for patients requiring emergency care. The number of letters received from A&E departments was also counted.Results Of 2520 patient contacts, 108 (4.3%) were for emergency care. Of these, 74% occurred during a practice visit and 23% during a home visit. Respiratory disorders were the most common problem (29%). In 23% of the cases additional investigations were ordered, in 48% medicine was prescribed; in only 1% was emergency medication required. Overall, in 18% of cases the patient was referred to hospital. Thirteen patients visited an A&E department on their own initiative or after phoning 112; 3 came by ambulance and 2 did not require specialist care.Conclusion Although emergency care contacts accounted for only 4–5% of all patient contacts in general practice, with 2.9 million of such contacts annually general practice provides a substantial amount of emergency care in the Netherlands. Relatively few people go to an A&E department on their own initiative during office hours.


Huisarts En Wetenschap | 2018

Toekomstscenario’s voor de spoedzorg overdag

Martijn Rutten; Paul Giesen

SamenvattingHet aantal spoedgevallen per praktijk is niet zo groot, maar alle huisartsenpraktijken samen hebben in Nederland toch een belangrijk aandeel in de spoedzorg. De spoedzorg in avond-, nacht- en weekenduren staat momenteel ter discussie. De auteurs pleiten ervoor, ook de spoedzorg overdag daarbij te betrekken en schetsen verschillende toekomstscenario’s.


Huisarts En Wetenschap | 2018

Hoe huisartsopleidingen kunnen anticiperen op een veranderende spoedzorg

Martijn Rutten

SamenvattingDe huisartsenspoedzorg in Nederland is aan tal van veranderingen onderhevig. Huisartsopleidingen kunnen daar rekening mee houden bij het inrichten van het spoedzorgonderwijs, om jonge huisartsen optimaal te kunnen voorbereiden op de spoedzorg van de toekomst. Wat moeten de opleidingen daarvoor doen?


Annals of Internal Medicine | 2017

The Development and Performance of After-Hours Primary Care in the Netherlands: A Narrative Review

Marleen Smits; Martijn Rutten; Ellen Keizer; Michel Wensing; Gert P. Westert; Paul Giesen

Collaboration


Dive into the Martijn Rutten's collaboration.

Top Co-Authors

Avatar

Paul Giesen

Radboud University Nijmegen

View shared research outputs
Top Co-Authors

Avatar

Marleen Smits

Radboud University Nijmegen

View shared research outputs
Top Co-Authors

Avatar

Fieke Vrielink

Radboud University Nijmegen

View shared research outputs
Top Co-Authors

Avatar

Gert P. Westert

Radboud University Nijmegen

View shared research outputs
Top Co-Authors

Avatar

Ellen Keizer

Radboud University Nijmegen

View shared research outputs
Top Co-Authors

Avatar
Top Co-Authors

Avatar

Kees van Boven

Radboud University Nijmegen

View shared research outputs
Top Co-Authors

Avatar
Top Co-Authors

Avatar

Yvonne Peters

Radboud University Nijmegen

View shared research outputs
Top Co-Authors

Avatar

Michel Wensing

University Hospital Heidelberg

View shared research outputs
Researchain Logo
Decentralizing Knowledge