Ger van der Werf
University of Groningen
Network
Latest external collaboration on country level. Dive into details by clicking on the dots.
Publication
Featured researches published by Ger van der Werf.
International Journal of Technology Assessment in Health Care | 2003
Roy E. Stewart; Sebastiaan Vroegop; Gerard B. Kamps; Ger van der Werf; Betty Meyboom-de Jong
OBJECTIVES To identify and assess the effects of general practitioner and patient characteristics on global adherence to pharmacotherapeutic guidelines. METHODS In a cross-sectional study in the northern Netherlands, a two-level multilevel model was applied to patients (n = 269,067) in 190 practices with a total of 251 general practitioners. The dependent variable was the global adherence to pharmacotherapeutic guidelines as a measure of good prescribing in a general practice setting. RESULTS The mean global adherence was 82%. Two general practice variables, organization form and degree of urbanization influenced the global adherence, whereas all patient variables (age and gender) and the patient-related prescription characteristics (costs, volume, different ATC-codes) were significant predictors for the global adherence. The total explained variance was 28%. CONCLUSIONS Patient characteristics have a greater influence on prescribing behavior than general practitioner characteristics.
Huisarts En Wetenschap | 2001
Ger van der Werf; Joost Zaat
SamenvattingDe Woudschotenconferentie geldt als de bakermat van de Nederlandse huisartsgeneeskunde. Hoe is deze conferentie verlopen, wie waren de hoofdrolspelers en vooral waar kwam het gedachtegoed vandaan? Bestuursnotulen en verslagen van de conferentie vormen het uitgangspunt van een reconstructie. De aanloop en het verloop van de conferentie waren nogal chaotisch, maar door een onderonsje van Huygen en Buma werd de definitie van de huisartsgeneeskunde toch opgesteld. De definitie wortelt in de toenmalige cultuur, opvatting over ziekte en de veranderende vraag van patiënten. Wetenschappelijk onderzoek speelde bij het opstellen slechts een geringe rol. Observationeel onderzoek in een tiental niet representatieve praktijken door één enkele waarnemer heeft de indeling in de deeltaken van de huisarts bepaald. Het was echter niet de bedoeling dat de huisarts in zijn eentje de volledige integrale zorg op zich zou nemen. Preventie betekende in de vijftiger jaren iets heel anders dan het huidige begrip preventie: preventie richtte zich toen op een gezond gezin, voeding en huisvesting.Huisartsgeneeskunde is een maatschappelijk gedefinieerd specialisme. Een regelmatige herziening van de grondslagen van de huisartsgeneeskunde is daarom vanzelfsprekend. Het valt echter nog te bezien of een kernachtiger beschrijving van ons vakgebied mogelijk is dan destijds in Woudschoten gegeven is.
Huisarts En Wetenschap | 2001
Ger van der Werf
SamenvattingHoofdmoot van dit boek wordt gevormd door zeven in het Nederlands vertaalde publicaties over de ziekte van Alzheimer uit het begin van de twintigste eeuw.
Huisarts En Wetenschap | 2003
Ger van der Werf; Leo Veehof
SamenvattingVan der Werf GTh, Veehof LJG. Huisartsenpraktijk en academie. De geschiedenis van de Groepspraktijk Antonius Deusinglaan 1959-1998. Huisarts Wet 2003;46(12):680-4.In de jaren vijftig werd het vakgebied huisartsgeneeskunde op de kaart gezet. De eerste experimenten met academisering van huisartsenpraktijken, waarin gepoogd werd onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg te integreren, werden uitgevoerd: halverwege de jaren zestig werd in Groningen een universitaire praktijk opgestart.In de jaren zeventig ging veel energie naar het opzetten van de beroepsopleiding tot huisarts. Huisartsgeneeskunde werd vooral gezien als een ambacht en minder als een wetenschappelijke discipline. Het waren magere jaren voor de universitaire praktijk.Begin jaren tachtig ontstond er landelijke aandacht voor academisering van huisartsenpraktijken. Dat bracht in Groningen nieuw elan. De universitaire groepspraktijk verzorgde een substantieel deel van het onderwijs; er werd gepubliceerd en eind jaren tachtig werd de aanzet gegeven tot een registratienetwerk.Patiëntenbesprekingen dienden daarbij als middel tot reflectie op de zorg, welke vorm kreeg in onderwijs en onderzoek ten dienste van de dagelijkse praktijk.Voor de komende tijd bepleiten we bezinning op de afstemming tussen academisch-specialistische zorg en academische huisartsenzorg.
Huisarts En Wetenschap | 2001
Ger van der Werf; Toine Lagro-Janssen
SamenvattingVraagstelling Is de NHG-standaard Cervixuitstrijken voldoende wetenschappelijk onderbouwd?Methode Toetsing van het bevolkingsonderzoek op baarmoederhalskanker aan de criteria van Jungner & Wilson.Conclusies De NHG-standaard geeft de huisarts voldoende richtlijnen voor de praktische uitvoering van het bevolkingsonderzoek. De standaard schiet echter tekort in de wetenschappelijke onderbouwing van de doelmatigheid.Beschouwing Van een wetenschappelijk verantwoorde onderbouwing van het bevolkingsonderzoek op baarmoederhalskanker mag verwacht worden dat de mogelijkheden van primaire preventie en een geïntegreerde aanpak besproken worden. De cervixscreening draagt bij aan de mythe van de vroegtijdige genezing. Dat moet in de wetenschappelijke verantwoording betrokken worden omdat het voorkomen van schade door onnodig ingrijpen een belangrijke taak van de huisarts is.
Huisarts En Wetenschap | 2016
Esther van Osselen; Ron Helsloot; Ger van der Werf; Emma van Zalinge
SamenvattingOmdat de studie geneeskunde onvoldoende voorbereidde op het huisartsenvak, hadden huisartsen in de jaren vijftig grote behoefte aan na- en bijscholing. Vooral lokaal waren er veel initiatieven; het NHG en later ook de LHV sloten zich bij die initiatieven aan en kanaliseerden ze. Nascholing moest de identiteit van de huisartsgeneeskunde versterken – door aandacht te geven aan psychologische en maatschappelijke factoren. Gaandeweg de jaren zeventig begon men vraagtekens te zetten bij het nuttig effect van nascholing. Nascholingen werden geëvalueerd, huisartsen moesten worden getoetst en voor die toetsen waren normen nodig, richtlijnen dus. Kwaliteit werd het doel, liefst meetbaar en transparant.
Huisarts En Wetenschap | 2016
Esther van Osselen; Ron Helsloot; Ger van der Werf; Emma van Zalinge
SamenvattingDe arts-patiëntrelatie heeft vanaf het begin een bijzondere plaats ingenomen in de huisartsgeneeskunde. De overtuiging dat een patiënt meer is dan een verzameling ziekteverschijnselen en dat de huisarts met continue, integrale en persoonlijke zorg meer te bieden heeft dan alleen biomedische kennis was een centraal thema voor de pioniers na de Tweede Wereldoorlog. En het zou een centraal thema blijven, al verschoof het accent van ‘de dokter als medicijn’ naar communicatieschema’s als ‘methodisch werken’ en kwam er steeds meer aandacht voor de vraag wat patiënten zelf van de dokter verwachten. Ook in de hiërarchie tussen arts en patiënt verschoof van alles. Wat bleef is de aandacht voor de patiënt – en de dokter – als mens.
Huisarts En Wetenschap | 2005
Ger van der Werf
SamenvattingZeker, spoed in de doktersdienst heeft te maken met wat medisch gezien geen uitstel gedoogt. Maar spoed is ook wat in de ogen van de patiënt niet kan wachten tot morgen. Giesen et al. beschrijven in dit nummer van H&W (pagina 207) de urgentie van de klachten waarmee patiënten bij een huisartsenpost komen. De urgentieclassificatie die de onderzoekers gebruiken, is gebaseerd op de mate van bedreiging van vitale functies en geënt op het triagesysteem van de landelijke ambulancehulpverlening.
Helicobacter | 2004
Rogier M. Klok; Ger van der Werf; Paul B. van den Berg; Jacobus Brouwers; Maarten Postma
Background. Eradication of Helicobacter pylori prevents recurrence of peptic ulcer. In pharmacoeconomic analyses it is often presumed that after successful eradication no more gastrointestinal drugs are used. We investigated this presumed positive monetary effect using General Practitioners prescribing data, including information in diagnosis.
Drug Development Research | 2000
Nicolien Wieringa; Rein Vos; Ger van der Werf; Pieter A. de Graeff
Phase III trials from registration files of cardiovascular drugs were analyzed to study the inclusion of patients with concomitant morbidity and medication. For this purpose, 15 drugs were selected which were registered in the Netherlands during the period 1985–1994 for the indications hypertension, angina pectoris, hypercholesterolemia, or myocardial infarction. The results show that preregistration trials are performed in populations which present with comorbidity and comedication. Cardiovascular, endocrine, and metabolic diseases were the most prevalent coexisting diseases. Large variation was found between registration files in the reporting of data and in patterns of comorbidity. Differences in mean comorbidity and comedication per patient were found between trials performed in different regions. The impact of various definitions of patient selection criteria on the actual inclusion of patients with coexisting morbidity was analyzed. Differences in definitions resulted in different levels of inclusion. Also, trials were found to include patients when this was not allowed and vice versa. The results are discussed in relation to the question of whether the generalizability of preregistration trials can be enhanced by further utilization of data from these heterogeneous populations. The issue to study is variability between safety and efficacy in patient groups with different patterns of comorbidity and comedication. In order to allow registration authorities to consider patterns of comorbidity and comedication during the evaluation of registration files, development of guidelines for uniform reporting of data in preregistration trials is recommended. Drug Dev. Res. 51:159–168, 2000.