M. Rem
Radboud University Nijmegen
Network
Latest external collaboration on country level. Dive into details by clicking on the dots.
Publication
Featured researches published by M. Rem.
Nederlandse taalkunde | 2011
Bob van Tiel; M. Rem; A.H. Neijt
The distribution of linking elements in Dutch nominal compounds seems erratic at first glance. The literature attributes this to the origin of the linking elements as case markers. When the decay of the case system set in, these markers were retained in compounds but gradually lost their meaning. This allowed the case markers to spread to compounds with a paradigmatically incongruous first element and to acquire their new functions as plural ending and prosodic element. This sketch suggests that the decline of the case system was the main factor in the development of the linking elements. We argue against this view. The loss of case does not overtly correlate with the increase of linking elements. Furthermore, already in Middle-Dutch, the linking element had a prosodic function. The loss of case can only partly account for the spread of linking elements. We hypothesize that an equally important factor is the presence of head-initial stress, which also set in motion the decay of the case system. The erratic distribution of the linking elements is the result of an interplay between phonology, morphology and semantics.
Taal en Tongval | 2017
N. van der Sijs; M. Rem; M. van Os
The diffusion and cause of procope and prothesis of h in Middle Dutch In this article we examine the geographical distribution of procope and prothesis of h in Dutch charters from the 13th and 14th centuries, and the frequency with which these phenomena occur, while trying to find patterns in the data. We then venture an explanation of why these phenomena originate in the Flemish dialects. Our hypothesis is that procope of h was induced by language contact between Dutch (Flemish) and French, due to the many bilinguals in Flanders. The contact situation triggered an already existing internal tendency by which h was lost or weakened before sonorants and glides to also affect prevocalic h.
Nederlandse taalkunde | 2010
M. Rem
• 1 Inleiding Geschiedenis van de Nederlandse Syntaxis is een indrukwekkende studie waaraan jaren gewerkt is. De studie bestaat uit twee lijvige delen en is verdeeld in zeven “boeken” die elk een periode in de ontwikkeling van het Nederlands beschrijven. In deze bijdrage zal ik mij vooral richten op de twee “boeken” die het vroege (tot 1350) en het late Middelnederlands beschrijven; meer specifiek wil ik ingaan op de wijze waarop Van der Horst bronnen kiest en gebruikt bij de beschrijving van de Middelnederlandse syntaxis. Bij het onderzoek naar veranderingen binnen de syntaxis gaat het om de frequentie waarmee bepaalde constructies voorkomen. Daarom zijn er voor syntactisch onderzoek grote corpora nodig met betrouwbaar historisch taalmateriaal op basis waarvan frequentieonderzoek gedaan kan worden. De teksten in deze corpora moeten in het ideale geval origineel (dus geen kopieen van kopieen), gedateerd en op niet-taalkundige gronden gelokaliseerd zijn. Nu kan en kon Van der Horst geen gebruik maken van een dergelijk corpus. Op zich is dat vrij ernstig. Voor veel andere talen zijn er wel grote historische corpora aanwezig, maar voor het Nederlands zijn op dit moment alleen nog maar deelcorpora voorhanden. Als neerlandici al over historisch-syntactische onderwerpen schrijven, dan doen ze dat veelal op basis van een aantal voorbeelden die vaak ook nog in verschillende studies herhaald worden. Zo is de studie van Stoett (1923) een geliefde bron voor uitzonderlijke Middelnederlandse gevallen. Het pleit voor Van der Horst dat hij zelf op zoek is gegaan naar taaldata. Daarvoor heeft hij heel veel edities van oudere teksten geexcerpeerd. Van der Horst stelt zich echter weinig vragen bij zijn bronnen. In de inleiding schrijft hij het volgende: “Ook ontbreekt het niet aan goede tekstedities: een stroom die al minstens 150 jaar vloeit en die de laatste decennia alleen maar groter geworden is, nu ook digitaal” (p.11). In deze bijdrage probeer ik duidelijk te maken dat ik de mening van Van der Horst over het hoge niveau van de door hem gebruikte tekstedities niet deel en dat het gebruik van deze edities een vertekend beeld van de werkelijkheid kan geven. Ter illustratie zal ik ingaan op de bewerkingstechniek van Lulofs (1985) in zijn uitgave van Van den vos Reynaerde. De werkwijze van Lulofs is echter representatief voor de wijze waarop veel van de door Van der Horst gebruikte edities vervaardigd zijn. Van der Horst maakt namelijk vooral
language resources and evaluation | 2013
Hans van Halteren; M. Rem
Taal en Tongval | 2006
M. Rem; B.L.J. Los; Geert Booij
Neerlandistiek in beeld, red.Theo Janssen & Ton van Strien | 2013
N. van der Sijs; P. van Reenen; M. Rem
Archive | 2011
M. Rem; H. van Halteren
Archive | 2018
Nicoline van der Sijs; Katrien Depuydt; M. Rem
Archive | 2018
Nicoline van der Sijs; Ans van Kemenade; M. Rem
Queeste : Journal of Medieval Literature in the Low Countries | 2012
M. Rem