J.A.H. Eekhof
Loyola University Medical Center
Network
Latest external collaboration on country level. Dive into details by clicking on the dots.
Publication
Featured researches published by J.A.H. Eekhof.
Huisarts En Wetenschap | 2013
Aart Hendriks; J.A.H. Eekhof
SamenvattingHendriks AC, Eekhof JAH. Verzoek van medisch adviseur van verzekeraar om informatie. Huisarts Wet 2013;56(3):130-3. Huisartsen ontvangen met enige regelmaat het verzoek van medische adviseurs van verzekeraars om informatie te verstrekken over een patiënt. De auteurs beschrijven in deze nascholing aan de hand van praktijkvoorbeelden en KNMG-richtlijnen onder welke voorwaarden een huisarts medewerking mag verlenen aan zo’n verzoek. Een gerichte vraag van de medisch adviseur en expliciete toestemming van de patiënt zijn altijd vereist. De huisarts moet voorts bedacht zijn op het verschil tussen een beoordelende verklaring over een eigen patiënt (niet toegestaan) en de feitelijke beantwoording van een vraag (toegestaan). Ook enkele andere valkuilen komen in deze nascholing aan bod.AbstractHendriks AC, Eekhof JAH. Request for patient information by medical advisors of insurance companies. Huisarts Wet 2013;56(3):130-3. General practitioners often receive requests for information about their patients from the medical advisors of insurance companies. This article provides information about the conditions under which GPs may provide this information, based on practical examples and the Royal Dutch Medical Association (KNMG) guideline. In all cases, there should be a clear request from the medical advisor and explicit approval from the patient. The GP should be aware of the difference between a judgmental statement about a patient (not permitted) and the factual response to a specific question (permitted). This article also covers a number of other pitfalls.
Huisarts En Wetenschap | 2013
Yvonne Drewes; J.A.H. Eekhof
SamenvattingDrewes YM, Eekhof JAH. Als een huisarts van een patiënt af wil. Huisarts Wet 2013;56(6):282-5.Als een huisarts onheus bejegend wordt, moet hij zich professioneel opstellen. Toch kan de relatie tussen huisarts en patiënt zo verstoord raken dat de huisarts de behandelrelatie wil beëindigen. Kan dat? In deze nascholing beschrijven wij aan de hand van een praktijkvoorbeeld en de KNMG-Richtlijn onder welke voorwaarden een huisarts een behandelovereenkomst kan opzeggen. Er moet sprake zijn van ‘gewichtige redenen’ en er moet voldaan zijn aan zorgvuldigheidseisen voor opzegging. Zo dient de huisarts bijvoorbeeld rekening te houden met de onderliggende aandoening van patiënt. In deze nascholing bespreken wij de toepassing in de praktijk van deze gewichtige redenen en zorgvuldigheidscriteria.AbstractDrewes YM, Eekhof JAH. How GPs can remove patients from their lists. Huisarts Wet2013;56(6):282-5.Under all circumstances, general practitioners should act professionally. However, sometimes the relationship between GP and patient has broken down to such an extent that the GP would like to end the treatment relationship. Is this possible? On the basis of the Royal Dutch Medical Association guideline and an example taken from daily practice, this article describes under which conditions GPs can break the doctor–patient contract. There must be valid reasons and standards of due care for termination must be satisfied. For example, the GP should take the patient’s medical condition into consideration. This article reviews the application of these reasons and due care requirements in practice.
Huisarts En Wetenschap | 2017
Liselot Kips; J.A.H. Eekhof
SamenvattingVraagstelling Patiënten vragen soms wat zij kunnen doen om oorpijn bij vliegen te voorkomen. Bij de drogist en op internet worden verschillende (hulp)middelen aangeboden om de oorpijn te verminderen. Wij zochten uit welk wetenschappelijk bewijs er voor die (hulp)middelen is.
Huisarts En Wetenschap | 2015
Sandrine Nugteren; Bèr Pleumeekers; J.A.H. Eekhof
SamenvattingNugteren S, Pleumeekers HJCM, Eekhof JAH. CRP-POCT: wanneer nodig en wanneer niet? Huisarts Wet 2015;58(6):322-6. Het C-reactieve proteïne (CRP) is een sensitieve maar aspecifieke ontstekingsparameter. Huisartsen kunnen tegenwoordig het CRP bepalen door middel van een point-of-care-test (POCT). Omdat het meeste onderzoek naar de waarde van het CRP is uitgevoerd in de tweede lijn, is het nog niet duidelijk voor welke aandoeningen de CRP-POCT een nuttig diagnostisch hulpmiddel is in de eerste lijn. In dit artikel bespreken we de relevante NHG-Standaarden en artikelen over het nut van de CRP-POCT per diagnose en de invloed daarvan op de besluitvorming in de huisartsenpraktijk. Omdat de voorafkans op ernstige aandoeningen in de huisartsenpraktijk laag is, is de CRP-POCT vooral nuttig voor het uitsluiten van diagnoses. De CRP-POCT is bij verdenking op een ondersteluchtweginfectie of diverticulitis bewezen nuttig in de eerste lijn. Op basis van onderzoek uit de tweede lijn lijkt het bepalen van het CRP ook zinvol bij patiënten met COPD en bij een vermoeden van pelvic inflammatory disease. Voor andere inflammatoire aandoeningen is er nog te weinig onderzoek gedaan naar de waarde van de CRP-POCT voor de huisartsenpraktijk.Nugteren S, Pleumeekers HJCM, Eekhof JAH. CRP-POCT: wanneer nodig en wanneer niet? Huisarts Wet 2015;58(6):322-6. C-reactive protein (CRP) is a sensitive but non-specific marker of inflammation. General practitioners can now measure levels with a point-of-care test (POCT). Because most studies evaluating the value of measuring CRP levels were carried out in secondary care, it is not clear for which disorders the CRP-POCT is a useful diagnostic test in primary care. In this article, relevant guidelines produced by the Dutch College of General Practitioners and articles about the usefulness of CRP-POCT are discussed by diagnosis and how findings influence decision making in general practice. Because the probability of serious conditions in general practice is low, the CRPPOCT is especially useful for excluding diagnoses. The CRP-POCT has proven effective in general practice when there is suspicion of lower airway infection or diverticulitis, and clinical studies have shown that it is also useful to measure CRP levels in patients with chronic obstructive pulmonary disease or suspected pelvic inflammatory disease. There has been too little research to establish the usefulness of the CRP-POCT in general practice for other inflammatory conditions.
Huisarts En Wetenschap | 2015
Hannebeth Bosker; J.A.H. Eekhof; Ram Sukhai; Arie Knuistingh Neven
SamenvattingBij gastro-oesofageale reflux is er terugvloed van maaginhoud in de slokdarm, met of zonder regurgitatie en spugen. Als dit asymptomatisch is, is er sprake van gastro-oesofageale reflux (GER). Van gastro-oesofageale refluxziekte (GERZ) wordt gesproken als het leidt tot hinderlijke klachten en/of complicaties bij de zuigeling, zoals prikkelbaar gedrag, voedselweigering, groeivertraging, het opgeven van bloedsliertjes, slaapproblemen, apparent life threatening episodes (ALTE), et cetera.1
Huisarts En Wetenschap | 2013
Arie Knuistingh Neven; J.A.H. Eekhof
huisarts-epidemioloog huisarts en hoofdredacteur H&W De serie Praktische epidemiologie laat zien dat er een wetenschappelijke onderbouwing bestaat voor veel handelingen die de huisarts in de dagelijkse praktijk intuitief uitvoert. Aan de hand van een herkenbaar praktisch gegeven in de praktijk geven we kort aan hoe de wetenschap achter dit praktijkprobleem in elkaar zit. Correspondentie: [email protected]
Huisarts En Wetenschap | 2012
Fariba Tokhi; Arie Knuistingh Neven; J.A.H. Eekhof
‘Huisvrouwenduim’ is een verzamelnaam voor klachten van de duimbasis als gevolg van degeneratieve veranderingen aan het carpometacarpale (CMC-)gewricht. Artrose van het CMC-I-gewricht of van het trapeziometacarpale (TM-)gewricht is een veelvoorkomende artrose in vergelijking met artrose van andere handgewrichten.1 De duim is aan de basis gezwollen en pijnlijk.
Huisarts En Wetenschap | 2012
Sophie van Koningsbrugge; J.A.H. Eekhof
is, er minder noodzaak is voor gebruik van een tourniquet en er zich geen ischemische complicaties voordeden. De auteurs concluderen dat het zonder onderliggend vaatlijden veilig is een digitaal blok te zetten met lidocaïne gemengd met epinefrine 1:100.000 tot 1:200.000. De RCT van Sönmez verscheen na de review van Mohan.4 In deze RCT vergeleken de auteurs capillaire bloedwaarden bij 20 patiënten voor en na verdoving met of zonder epinefrine (1:80.000) om de mate van ischemie te bepalen. Bij 20 patiënten werd de PO2 en de SaO2 voor en na injectie met lidocaïne (2%) met of zonder epinefrine (1:80.000) vergeleken. In de epinefrinegroep was er geen significante daling van PO2 en SaO2. Chowdry analyseerde in een retrospectieve review dossiers van 1111 patiënten.5 Voor uiteenlopende ingrepen ontvingen 611 patiënten een digitaal blok met lidocaïne in combinatie met epinefrine (1:100.000), de overige 500 kregen alleen lidocaïne. Patiënten met pre-existent vaatlijden kregen géén epinefrine. Bij geen van de patiënten die epinefrine kregen was sprake van vasculaire complicaties. Bespreking Uit literatuuronderzoek lijkt lidocaïne in combinatie met epinefrine 1:100.000 veilig bij patiënten zonder preexistent vaatlijden, mits juist gebruikt. Daarnaast lijkt deze combinatie de volgende mogelijke voordelen te geven: verlengde duur van anesthesie, minder lidocaïne nodig waardoor minder extravasculaire druk, minder postoperatieve pijn, minder postoperatief wondvocht, geen noodzaak voor het gebruik van een tourniquet. Geen van de onderzoeken is verricht in de huisartsenpraktijk. Conclusie Het gebruik van lidocaïne in combinatie met epinefrine 1:100.000 voor het zetten van een digitaal blok lijkt verantwoord, mits er geen sprake is van pre-existent vaatlijden. Betekenis Het gebruik van lidocaïne in combinatie met epinefrine 1:100.000 is veilig naast de praktische en klinische voordelen die dit met zich meebrengt. ▪
Archive | 2006
A. Knuistingh Neven; J.A.H. Eekhof
Kuitkrampen zijn plotselinge episoden van onwillekeurige, gelokaliseerde, meestal pijnlijke spiercontracties, die vooral ’s nachts optreden en een aantal seconden tot minuten kunnen aanhouden (1,2). In een ‘Kleine kwaal’ hebben we hier reeds uitgebreid aandacht aan geschonken (3). Deze bijdrage is dan ook hieraan ontleend.
Huisarts En Wetenschap | 2005
M Millenaar; A Knuistingh Neven; J.A.H. Eekhof
SamenvattingMisselijkheid en braken komen ongeveer bij 80% van de vrouwen tijdens de zwangerschap voor.1 De meeste vrouwen kunnen goed zelf met de klachten omgaan. In een minderheid van de gevallen consulteert een vrouw de huisarts vanwege misselijkheid en/of overgeven gedurende het eerste trimester.